Aardlekbeveiliging dient ervoor om de elektriciteit uit te schakelen wanneer er sprake is van lekstroom: stroom die weglekt doordat bijvoorbeeld iemand een vinger in het stopcontact heeft gestoken. De aardlekschakelaar meet voortdurend hoeveel Ampère aan stroom de kabel in gaat (via de fasedraad), en hoeveel stroom er weer uitkomt (via de nulgeleider). Tussen die twee is altijd wel een verschil (de lekstroom), maar dat is normaal gesproken maar heel klein (in de orde van grootte van enkele milli-Ampères). Als dat verschil te groot wordt (bijvoorbeeld wanneer stroom weglekt via de vinger in het stopcontact), dan wordt de aardlekbeveiliging geactiveerd en wordt de elektriciteit van die kabel afgehaald.
In de groepenkast worden alle groepen beschermd door installatie-automaten (zekeringen). Verder zijn er in bijna alle hedendaagse groepenkasten ook aardlekschakelaars te vinden. Volgens de regels van de NEN1010 (de Nederlandse Normen voor laagspanningsinstallaties) mogen er maximaal 4 groepen achter één aardlekschakelaar worden geïnstalleerd.
Als er dus nog plek zou zijn voor een nieuwe groep achter een bestaande aardlekschakelaar, dan zou daar mooi de omvormer voor de zonnepanelen op kunnen worden geplaatst. Toch wordt er vaak gekozen om een aparte aardlekautomaat voor de omvormer te zetten. We leggen u graag uit waarom.
Wat doen installatie-automaten, aardlekschakelaars en aardlekautomaten?
Waar een aardlekschakelaar reageert op lekstromen, beschermt de installatie-automaat tegen overstromen. Bijvoorbeeld een installatie-automaat van 16 Ampère zal geactiveerd worden zodra er een stroom van méér dan 16 Ampère langs komt. Hiermee worden kabels beschermd tegen te grote stroom (gevaar voor oververhitting). Ook als bijvoorbeeld de fasedraad en de nulgeleider elkaar zouden raken (kortsluiting), dan zal er meteen een heel grote stroom doorheen lopen. De aardlekschakelaar zou dan niet geactiveerd worden (want er is geen lekstroom), maar de installatie-automaat zorgt in dit geval voor de veiligheid.
Een aardlekautomaat is een apparaat dat beide functies verenigt in één toestel. Het woord is een samentrekking van aardlek-schakelaar en installatie-automaat. Ze worden ook wel eens kortweg ‘alamat’ genoemd, en hebben dus twee limietwaarden die beide tot activatie leiden: de overstroom I (uitgedrukt in Ampère), en de lekstroom ΔI (uitgedrukt in milli-Ampère).
1-fase aardlekautomaat: in de rode cirkel zien we zowel de overstroomwaarde van 16 A als de lekstroomwaarde van 0,03 A, oftewel 30 mA
Omvormers en aardlekbeveiliging
Bijna alle omvormers zijn tegenwoordig zogenaamde TL modellen, waarbij TL staat voor ‘TransformatorLoos’. Deze zijn in het algemeen de stilste, lichtste en efficiëntste modellen die er zijn. Waar echter wèl op moet worden gelet, is dat een TransformatorLoze omvormer kan leiden tot een fenomeen dat bekend staat als ‘capacitieve lekstroom’: een geïnduceerde stroom van de panelen die lijkt op lekstroom en de aardlekschakelaar kan activeren, terwijl daar eigenlijk geen reden toe is.
Voor veel TransformatorLoze omvormers geldt, dat ze beter niet achter een aardlekbeveiliging van 30 mA (milli-Ampère) kunnen worden gezet, omdat die te snel gaat springen, zeker bij vochtig weer, omdat vocht op panelen de capaciteit vergroot. Zonnefabriek kiest er dan vaak voor, om de omvormer achter een aardlekbeveiliging van 300 mA te zetten. Hiermee wordt de kabel toch beschermd tegen lekstromen, zonder dat de aardlekbeveiliging nodeloos geactiveerd wordt.
Soms bestaat er wat verwarring over de regels van de NEN1010. Veel mensen gaan ervan uit dat in huis alleen maar aardlekbeveiliging van ten hoogste 30 mA mag worden gebruikt. Dat is niet helemaal waar: de aardlekbeveiliging van 30 mA dient als aanvullende bescherming, en deze aanvullende bescherming is verplicht voor alle leidingen waarop zijn aangesloten: wandcontactdozen, verlichtingspunten, en verplaatsbaar elektrisch materieel.
Aangezien de omvormer op een aparte leiding wordt aangesloten en op een vaste plek wordt opgehangen, geldt de verplichting voor aanvullende bescherming hier niet. Daarnaast is de omvormer zelf ook uitgerust met een interne aardlekbeveiliging die ervoor zorgt dat het toestel afschakelt wanneer een plotselinge verandering in lekstroom wordt gedetecteerd.
Sommige installatiebedrijven kiezen ervoor om de omvormer dan maar helemaal niet achter een aardlekbeveiliging te zetten. Zij zien dan echter over het hoofd dat de kabel zelf ook moet worden beschermd tegen fouten. Hiervoor kàn een installatie-automaat afdoende zijn, echter alleen in het geval dat de zogenaamde lusimpedantie van de foutkring voldoende laag is. Als dat niet zeker is (en dat is het vaak niet in geval van zogenaamde TT-stelsels), dan moet toch een aardlekbeveiliging worden gebruikt, van ten hoogste 300 mA. Vandaar dat de Zonnefabriek deze standaard installeert.
Wel of geen aarlekbeveiliging voor de omvormer plaatsen?
Deze keuze hangt af van het type stelsel van uw elektriciteitsnet: een TN-stelsel of een TT-stelsel.
- Is uw elektriciteitsnet een zogenaamd TN-stelsel? Dan hoeft u geen aardlekbeveiliging voor de omvormer te plaatsen. In een TN-netwerk wordt de aarding van uw huisinstallatie aangeboden door uw netbeheerder, en bent u niet voor de aarding afhankelijk van een aardpin.
- Een TN-stelsel herkent u aan een sticker op de meterkast met een tekst zoals "netbeheerder biedt aarde aan". Nieuwbouwhuizen hebben vaker TN-stelsels dan oudere woningen.
- Weet u niet zeker welk stelsel u heeft? Ga dan voor de zekerheid uit van een TT-stelsel, en gebruik dus een aardlekbeveiliging.
Op deze meterkast ziet u in het rode kader de sticker met de tekst: 'netbeheerder biedt aarde aan'. Dit duidt erop dat we te maken hebben met een TN-netwerk.